Woorden doen ertoe. We beschrijven de wereld ermee, dus ook de wereld van mensen met een beperking. Maar waarom gebruiken we bepaalde woorden? En wat ‘doet’ dat woord met mensen met een beperking? In de tweede aflevering van de nieuwe serie Woordwaarde laten betrokkenen hun licht schijnen over het meest omstreden woord voor iemand met een beperking: invalide.

Invalide (bn)

  1. gedeeltelijk of volledig ongeschikt voor verdere dienst of arbeid ten gevolge van een stoornis of gebrek, veroorzaakt door een ziekte, aandoening of ongeval. Ontleend aan het Latijn: invalidus (krachteloos, zwak. Letterlijk: niet sterk of gezond).
  2. ongeldig (van zaken). In onbruik geraakt.

Invalide (zn)

  1. persoon met een lichamelijke beperking, in het bijzonder met een functiestoornis in het bewegingsstelsel

Laura Bliek (26) heeft een duidelijke afkeer van het begrip. “Ik vind het een van de slechtste woorden die er zijn. Het lijkt op het Engelse woord invalid (dat vooral ongeldig betekent, red.). Het geeft me het gevoel dat ik niet meetel. Bij de term invalide kijk je helemaal niet meer naar de mens die tegenover je zit.” Laura is juridisch adviseur, spreker en kernteamlid bij Wij Staan Op. Zelf heeft ze de spierziekte SMA. “Ik denk dat mensen zonder handicap niet de negativiteit van het woord zien die ik zie. Niemand heeft het nog tegen me gezegd, maar ik denk wel dat het in de volksmond nog een heel makkelijk woord is om te gebruiken.”

Gerrit van Ark (74) zag de negatieve lading van het woord niet altijd. Hij heeft gewerkt in het medisch wetenschapsbeleid en hij heeft in zijn jonge jaren en op latere leeftijd last gehad van chronische botontstekingen. “Het was gewoon een woord waar mensen met een beperking mee werden aangeduid. De tijd tussen mijn veertiende en mijn twintigste heb ik in het ziekenhuis doorgebracht. Ik heb die zwaardere betekenis pas meegekregen toen ik daarna in de echte wereld terechtkwam. Het werd voor van alles en nog wat gebruikt, maar gezien de herkomst is het een slecht woord.”

Woordwaarde Invalide

Illya Soffer (56), directeur van Ieder(in), is het met Gerrit eens. “Ik vind het een klotewoord, omdat het zegt dat je niet van gewone waarde bent. Het is volgens mij in onbruik geraakt. Het woord zit nog wel vast aan toiletten, maar het kan eigenlijk niet meer. We zeggen ook geen ‘negerzoen’ meer.

Activiste Jeanette Chedda (39) is een vrouw van kleur en ze heeft osteogenesis imperfecta. Zij plaats de term in een maatschappelijke context. “Het is een denigrerende term, het versterkt stereotypen en vooroordelen. We leven in een kapitalistische samenleving, het is altijd arbeidskapitaal boven mens. Moet je nagaan wat wij in dat plaatje waard zijn, precies niets.”

Welk woord vind jij fijn?

Of aan welk heb je juist een hekel? Laat het de redactie weten in een e-mail.

Altijd op de hoogte blijven?